Donderdag 13 September 2018 – Van St. Hippolyte via kasteel Le Haut-Koenigsbourg naar Ribeauvillé.

13 september 2018 - Ribeauvillé, Frankrijk

Hoi allemaal.

Vandaag staan we weer op tijd op. We drinken een kop koffie en rijden de berg op naar het kasteel Le Haut-Koenigsbourg. Daar parkeren we onze camper op de nog bijna lege parkeerplaats. We lopen de berg nog verder omhoog en kopen een ticket om dit prachtige gerestaureerde kasteel te bezoeken.

De Haut-Kœnigsbourg of het Kasteel Haut-Kœnigsbourg (Frans: Château du Haut-Kœnigsbourg) ligt bij Orschwiller in de Elzas ongeveer tien kilometer ten westen van Sélestat. De burcht is gesitueerd op de een rotskam (Stophanberch) van de oostelijke Vogezen op een hoogte van 755 m boven het Rijndal.

In de middeleeuwen vormde de Hohkönigsburg het middelpunt van de heerlijkheid Königsburg, waartoe ook het dorp Orschweiler behoorde. Tot 1648 maakte de heerlijkheid deel uit van Voor-Oostenrijk.

De burcht werd voor het eerst genoemd in de 12e eeuw. Het strategische belang werd onderkend door de hertog van Zwaben, Frederik van Hohenstaufen. De burcht werd rond 1147 als Schloss Staufen of ook wel Castrum Estufin door de hertogen van Lotharingen gebouwd. De bezitters van de burcht beheersten door de strategische positie de dorpen en de handelswegen in dit deel van de Rijnvallei. De plaats van het kasteel is op een kruising van de handelswegen voor graan en wijn (noord-zuid) en zilver en zout (west-oost). Vanaf 1192 werd de naam Königsburg gebruikt. In 1359 verkocht het geslacht Hohenstaufen het kasteel aan het prinsbisdom Straatsburg. In 1454 veroverde keurvorst Frederik I van de Palts als landvoogd van de Elzas de burcht. In 1479 werd het kasteel en de heerlijkheid door keizer Frederik III als Oostenrijks leen uitgegeven aan de Zwitserse graaf Oswald von Thierstein en zijn broer Wilhelm. Na het uitsterven van het geslacht Thierstein in 1517 viel het leen terug aan Oostenrijk.

Op 29 januari 1533 werd de heerlijkheid verpand aan Schweighard Jan en Frans Koenraad van Sickingen. Het pand kwam vervolgens in 1605 aan de baronnen van Bollwiller en vervolgens in 1617 aan de familie Fugger.

Gedurende de Dertigjarige Oorlog werd de burcht 52 dagen door de Zweden belegerd en ten slotte op 7 september 1633 veroverd en in brand gezet.

Door de Vrede van Münster van 1648 ging de heerlijkheid voor het Heilige Roomse Rijk en Voor-Oostenrijk verloren en werd het een deel van Frankrijk.

Tussen 1648 en 1865 had de ruïne meerdere eigenaren totdat ze uiteindelijk in het bezit van de Franse staat kwam.

Na de Frans-Duitse Oorlog werd Elzas-Lotharingen in 1871 deel van het Duitse Keizerrijk en schonk de stad Schlettstadt/Sélestat op 4 mei 1899 de burcht aan de Duitse keizer, Wilhelm II. De keizer zag in de burcht het symbool van het Germaanse verleden van de Elzas en wilde er een symbool van het herrezen Duitse rijk van maken. Het was de bedoeling om in het kasteel een museum voor de middeleeuwen te vestigen. De keizer liet door de Berlijnse architect Bodo Ebhardt het kasteel reconstrueren (1902-1908). Met de vrede van Versailles kwam het kasteel weer in handen van de Franse staat.

Heden ten dage geldt het kasteel als één van de best bewaarde burchten en is het enige in de Elzas gelegene Franse Monument national. Het indrukwekkende bastion, de donjon en de Logis Seigneurial en het vergezicht in het Rijndal en de blik op nabije ruïnes van andere burchten (b.v. Ortenbourg, Ramstein) hebben het kasteel tot een geliefde toeristische attractie gemaakt.

Na ons bezoek aan dit kasteel rijden we door naar de stad Ribeauville. Thea heeft een gemeentecamping ontdekt voor 5 euro per nacht waar ze ook douches en wasgelegenheden hebben. TomTom brengt ons hier vlot naar toe. Het gebouw op de camping blijkt helaas gesloten, maar we kunnen er wel staan met de camper.

Na de lunch lopen we de stad in. Ook weer een prachtige stad met pittoreske straatjes met schots en scheef gebouwde vakwerkhuisjes in de meest uiteenlopende kleuren.

Ribeauvillé (Elzassisch: Ràppschwihr, Duits: Rappoltsweiler) is een gemeente in het Franse departement Haut-Rhin (regio Grand Est), op ca. 240 m hoogte en telt ca. 4800 inwoners (2015). De plaats maakt deel uit van het arrondissement Colmar-Ribeauvillé.

Historie

Sinds de 8e eeuw heette de plaats "Rathaldovilare", het was eerst een bezit van de bisschoppen van Bazel die het als leengoed gaven aan de heren van Rappolstein, die een van de invloedrijkste edele waren in de Elzas. De heer van Rappolstein was tevens de "Koning of beschermheer van de rond trekkende minstrelen in de streek", die zijn bescherming kregen door middel van het betalen van een belasting.

Toen deze familie in 1673 was uitgestorven, ging deze deels symbolische positie van "Koning van de minstrelen" naar de graven van Palts-Birkenfeld. De rond trekkende minstrelen hadden een pelgrimskapel nabij Rapotsweiller, gewijd aan hun patrones Sint-Maria van Dussenbach en hier hielden ze meestal op 8 september een feest. Ribeauville stond tot de 19e eeuw bekend als Rappotsweiller.

Bezienswaardigheden

Nabij de plaats liggen de ruïnes van drie kastelen genaamd: Sint-Ulrich, Girsberg en Haut-Ribeaupierre, die aan de heren van Ribeaupierre behoorde.

In het bos van Ribeauvillé is de grootste Mammoetboom van Europa te vinden, deze bomen komen voornamelijk voor in de Verenigde staten.

Op de terugweg naar de camper begint het serieus te regenen. En het stopt deze avond ook niet meer.

We schrijven onze reisverslagen en voegen de foto’s toe.

Weer een mooie dag voorbij.

Liefs,

Thea en Harry

Foto’s